Leeuwarden
De statenzaal van het Friese provinciehuis is, kleine aanpassingen daargelaten, nog precies hetzelfde als toen hij in 1895 werd opgeleverd. Het is de enige statenzaal in Nederland waar de statenleden niet in een cirkel zitten, maar in de ‘ouderwetse’ opstelling met de banken haaks op elkaar. Architect Jacobus van Lokhorst ontwierp de zaal als rijksbouwkundige. Hij werkte veel samen met de bekendere Pierre Cuypers, en diens neogotische stijl is duidelijk terug te zien in het ontwerp.
Achter de zitplaatsen van de gedeputeerden zijn vier voorstellingen te zien uit de Friese geschiedenis. Deze schilderingen zijn typische voorbeelden van de manier waarop in de negentiende eeuw geschiedenis en volksverhalen werden ingezet om een nationale (of, in dit geval, regionale) identiteit te benadrukken. De eerste schildering toont de Friese aanvoerders Malorix en Veritus, die in de eerste eeuw na Christus bij keizer Nero in Rome kwamen om verhaal te halen over een stuk landbouwgrond bij de Rijn dat de Friezen graag wilden bebouwen. Het onderschrift bevat hun woorden aan de Romeinse keizer: ‘Geen sterveling overtreft de Friezen in dapperheid of trouw.’ Dit zelfvertrouwen mocht niet baten, uiteindelijk verdreven de Romeinen de Friezen van het stuk landbouwgrond. Op de laatste schildering is Gemme van Burmania te zien, die bij de eedaflegging weigerde te knielen voor Filips II. ‘Wy Friezen knibbelje allinne foar God’ zou hij daarbij gesproken hebben. Wij Friezen knielen alleen voor God. De grote wereldleiders boezemen de vrome en eigenzinnige Friezen al eeuwenlang geen enkele angst in, wil deze statenzaal zeggen.
Het Friese provinciehuis kent veel verschillende bouwdelen uit verschillende periodes. Het oudste gedeelte is een stadswoning die in 1580 werd betrokken door Staten van de Heerlijkheid Friesland, een voorloper van de Provinciale Staten. Dit pand werd tot aan de negentiende eeuw op allerlei manieren uitgebreid, zodat het provinciehuis uiteindelijk een heel huizenblok besloeg. maar de Provinciale Staten konden nog altijd hun vergaderingen niet in het gebouw houden, daar was geen ruimte voor. Pas in 1895, toen Rijksbouwmeester Jacobus van Lokhorst een nieuw gebouw binnen het complex neerzette met daarin de neogotische statenzaal, konden de Friese Provinciale Staten na ruim 400 jaar in hun eigen provinciehuis vergaderen. Ook in 2004 vond er zo’n radicale ingreep plaats binnen het complex van het Friese provinciehuis. Architect Sjoerd Soeters plaatste een toren binnen het huizenblok, die ver boven de oudere gebouwen uitsteekt en overal vanaf de straat te zien is. De toren heeft de vorm van een uitvergroot typisch achttiende-eeuws Fries stadhuis, met een zwarte kap, een witte lijst en uitkijktorens op het dak.
Het Friese provinciehuis ademt traditie, trots en eigenzinnigheid. In het hele gebouw wordt Fries gesproken, zelfs de stem in de lift roept de verdiepingen in het Fries om. In elke periode werd de trots op de Friese identiteit op een andere manier uitgedrukt. In de negentiende eeuw was het met de verhalen over Malorix en Veritus, in de eenentwintigste eeuw was het het in het oog springende ontwerp van Soeters dat verwijst naar een Friese bouwtraditie.